Het Belgisch trekpaard heeft een schofthoogte van ongeveer 1,70 m. 

Het ras kan heeft een vrij lange levensduur, tot 20 jaar en meer.

Een volwassen hengst weegt tot meer dan 1000 kg.

Het Belgisch trekpaard komt voor in de vachtkleuren bruin, zwart, vos en schimmel. 

Het paard heeft een krachtige en gedrongen lichaamsbouw met een vrij klein hoofd en een korte, zware nek met een dubbele manenkam.

De achterhand is goed ontwikkeld. De benen zijn kort en sterk met grote hoeven en zwaar ‘behang’ (beharing aan de kootgewrichten).

Ondanks zijn omgang en kracht zijn de bewegingen van het trekpaard bijzonder sierlijk.

Het heeft een gewillig karakter, is zachtmoedig en is bijzonder werkzaam.

De robuste trekpaarden werden voornamelijk ingezet voor het zwaardere werk op het platteland en in de mijnbouw. 

Alsook trokken ze (post)koetsen, de paardentram en zelfs schepen.

In de praktijk worden Brabantse trekpaarden omwille van de uitzonderlijke trekkracht nog steeds ingezet door de authentieke garnaalvissers aan de kust.

Het vissen op zee met grote, zware netten vergt enorm wat kracht van de paarden. 

Het is de enigste plaats in de wereld waar garnalen nog te paard gevangen worden.


De garnaalvissers doen de stiel uit passie, uit liefde voor de zee en de paarden.

Eens het exportproduct bij uitstek van België.
Echter ligt momenteel het fokken in de handen van liefhebbers die het ras in stand willen houden.  

Sinds 2018 is de Belgische trekpaardencultuur erkend en
​toegevoegd aan de 
Vlaamse Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed.